Week 3 - B

Het Verhaal van de derde zondag. 

Het was bijna Pasen. Dat was een groot feest voor Jezus en zijn vrienden. Net als veel andere mensen gingen zij naar Jeruzalem. Daar kon je het paasfeest het beste vieren. Dicht bij de tempel, het huis van God. Het was fijn om met anderen te vieren dat God zijn volk bevrijd had uit Egypte.

In Jeruzalem aangekomen ging Jezus naar de tempel. Daar was het druk. Op het binnenplein van de tempel waren verkopers van koeien, schapen en duiven. Er zaten ook mensen die de Romeinse muntjes wel wilden omwisselen voor Joodse muntjes. In de tempel mocht je niet betalen met geld waar het hoofd van de keizer op stond, dus je moest ze eerst wisselen. Jezus zag de grote drukte, Hij hoorde het geblaat van de schapen en het geschreeuw van de handelaars.
En Hij werd toch zo ontzettend boos. Hij maakte van touwen een zweep. Met de zweep joeg Hij iedereen naar buiten. Ook de dieren joeg Hij weg. De tafeltjes met de muntjes gooide Hij omver. En tegen de duivenverkopers zei Hij: "Weg met dit alles. Maak van het huis van God geen markthal!"
Zijn leerlingen dachten aan wat er in de Bijbel staat: "Ik heb alles over voor het huis van God." En ze begrepen dat dit over Jezus moest gaan.

De Joden vroegen aan Jezus: "Waar haal Jij het lef vandaan om dit te doen?" Jezus gaf een raadselachtig antwoord: "Breek deze tempel maar af. Drie dagen later zal Ik hem weer opgebouwd hebben." De Joden lachten Hem uit. Ze zeiden: "Er is zesenveertig jaar gebouwd aan deze tempel. Dan kan Jij hem niet in drie dagen opbouwen."
Maar Jezus sprak over een ander soort tempel. Hij bedoelde de tempel van zijn lichaam. Pas na Jezus opstanding uit de dood herinnerden zijn leerlingen zich deze raadselachtige woorden. Ze geloofden in de Bijbel en in wat Jezus gezegd had.

Ondertussen waren er in Jeruzalem steeds meer mensen die in Jezus geloofden. Ze zagen welke bijzondere tekenen Hij deed. Maar Jezus had geen vertrouwen in de mensen. Hij kende de mensen en wist waartoe ze in staat waren. Niemand hoefde hem daarover iets te vertellen.